Een kind is meer dan zijn bovenste vier centimeter. Bekijk hem dus ook helemaal!

Passend onderwijs

Voorop staat dat een leerling lekker in zijn vel zit en met plezier naar school gaat. Dat is voorwaarde om tot leren te kunnen komen. Ons doel is om leerlingen op te leiden tot zelfstandige wereldburgers en hun wortels en vleugels mee te geven, zodat we aan het eind van de reis gelukkige leerlingen hebben die keuzes kunnen maken. Dan ligt de wereld aan je voeten!

Van belang is dat we steeds met elkaar de ontwikkeling blijven volgen. Groepsleerkrachten werken hierbij samen met de intern begeleider, de ouders/verzorgers, de schoolleiding en als dat nodig is met externe hulp. 

In de groepen volgen we de ontwikkeling van elke leerling op een systematische manier. Voor elke leerling brengen we de onderwijsbehoeften in kaart: wat heeft de leerling nodig om zich verder te ontwikkelen? Hierbij kijken we vanuit een breed perspectief en niet alleen naar de bovenste vier centimeter, want een leerling is meer dan dat. We kijken naar het gedrag, de sociaal emotionele ontwikkeling, de werkhouding en de cognitieve mogelijkheden van de leerling. 

Daarnaast nemen we op vaste momenten toetsen af. Deze combinatie van observatie en toetsing geeft ons een betrouwbaar beeld van hoe een leerling het doet. Voor de toetsing maken we gebruik van toetsen die bij de lesmethodes horen. Na ieder onderdeel bekijkt de leerkracht of de leerlingen voldoende van de aangeboden leerstof begrepen hebben. Zo ja, dan spreken we van leerstofbeheersing. Zo niet, dan wordt extra hulp en oefening geboden.

Naast de methodegebonden toetsen maken we gebruik van het CITO-leerlingvolgsysteem, welke methode onafhankelijke toetsen heeft om te kijken waar leerlingen staan en of ze voldoende vaardigheidsgroei laten zien. Met dit systeem meten we op vaste momenten in het schooljaar (februari en juni) hoe de ontwikkeling van de leerlingen verloopt op de vakgebieden begrijpend lezen, rekenen/wiskunde, spelling en technisch lezen. Dit doen vanaf groep 3. Op deze manier krijgen de leerkrachten en daarmee de school periodiek een krachtig signaal: zitten we met de leerlingen op het goede spoor? Kunnen we tevreden zijn of moeten we ons onderwijsaanbod passend maken? Kortom, deze toetsen geven ons de mogelijkheid om de leerlingen te volgen, maar ook om ons onderwijs kritisch onder de loep te kunnen nemen.

Precieze observatie geeft een juist beeld van de ontwikkeling van een leerling en geeft ook de mogelijkheid om te zien hoe onze leerlingen het doen in vergelijking met leerlingen op andere scholen in Nederland.

Aan het einde van de basisschool krijgen de leerlingen van ons een eindadvies. In groep 7 starten we met de voorlopige adviezen. Deze gesprekken worden gevoerd met de leerlingen en hun ouders/verzorgers. Tijdens deze adviesgesprekken staat vooral het gesprek met de leerling centraal. Wij willen graag met leerlingen praten, in plaats van over ze.

Wij bespreken dit voorlopige advies nogmaals in groep 8. Daarbij kijken we naar alle toetsen, naar de sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonsgebonden factoren van een kind (werkhouding, inzet, motivatie, samenwerking, plannen, huiswerkattitude, … ). In februari krijgt een leerling in groep 8 het definitieve advies voor het voortgezet onderwijs, waarmee u als ouder/verzorger kunt aanmelden bij een school voor het voortgezet onderwijs.

Plaatsingswijzer 
Vanaf groep 6 vullen we een ‘Overstapkaart PO-VO (Primair Onderwijs - Voortgezet Onderwijs)’ in. Hierop worden de vaardigheidsscores die de leerlingen op de vier hoofdvakken hebben gescoord op de Cito-toetsen ingevuld. Het niveau van de scores geven een beeld welke richting een leerling opgaat naar het Voortgezet Onderwijs. Deze overstapkaart wordt ook in de jaren daarna bijgehouden en ingevuld.

Eindtoets
In groep 8 wordt in de maand april de Centrale Eindtoets van Cito afgenomen. Deze toets is een aanvulling op het schooladvies en geeft informatie over welk type voortgezet onderwijs bij een leerling past. Het schooladvies is doorslaggevend voor de toelating tot de vervolgopleiding. Voor de Centrale Eindtoets geldt: de toetsen meten uitsluitend kennis. Voor het advies over de vervolgopleiding neemt de school ook andere belangrijke zaken mee in haar advies: Het volgsysteem van de voorgaande jaren, sociaal- emotionele ontwikkeling, taakgerichtheid, discipline, motivatie en potentie.

De uitslagen van bovenstaande toetsen vinden we belangrijk. Hiermee kan voor iedere leerling worden bepaald hoe het heeft geprofiteerd van het onderwijs op De Ark. Ook voor de school als geheel zijn de uitslagen dus van belang. 

We evalueren de uitslagen van deze toetsen en bekijken aan welke zaken we extra aandacht moeten geven.

Alle leerlingen verdienen aandacht en zorg, maar zeker degene die aan de onder- of bovenkant uitvallen. We spreken van een zorgleerling als de ontwikkeling van een kind stagneert. Het komt voor dat een leerling de leerstof niet goed opneemt of dat het tempo te hoog ligt. Daarnaast kan het ook voorkomen dat een leerling meer aan kan of anders presteert dan de gemiddelde leerling. De capaciteiten van alle leerlingen zijn immers verschillend. Dat betekent dat een leerkracht goed moet kunnen omgaan met de verschillen in de groep en onderwijs op maat moet kunnen bieden. Zolang dit maar behapbaar blijft voor de leerkracht! Leerlingen met dezelfde onderwijsbehoeften clusteren we, zodat leerkrachten kunnen zorgen voor een afgestemd onderwijsaanbod (instructie en begeleide inoefening).

Zorg geven we waar mogelijk op maat en in de groep. Soms lukt dit echter niet vanwege de complexiteit van de onderwijsvraag van een leerling of groep. Tijdens een leerling- of groepsbespreking, of eerder indien nodig, zal de leerkracht de zorgen bespreken met de IB’er. Samen kijken zij naar de resultaten van leren en ontwikkeling, analyseren mogelijke oorzaken en gaan op zoek naar oplossingen. Dit gebeurt altijd in overleg met de ouders van de desbetreffende leerling. Wanneer er sprake is van extra begeleiding en/of onderzoek is er altijd instemming nodig van de ouders.

Zorg naar de onderkant
In groep 3 tot en met 5 (middenbouw) wordt er gebouwd aan een stevig fundament voor de basisvaardigheden van rekenen, lezen en spelling. Indien een leerling in de middenbouw onvoldoende fundament opbouwt, kan hij/zij in aanmerking komen voor remedial teaching (RT). Naast het reguliere lesaanbod in de groep wordt er bij RT precies aangesloten bij het niveau van de leerling. Er wordt gekeken wat er nodig is om de leerling een stap verder te helpen in zijn/haar ontwikkeling. In de bovenbouw komt een leerling enkel in aanmerking voor begeleiding buiten de groep, indien hij/zij een eigen leerlijn en/of een arrangement heeft. Ook leerlingen die in een voortraject van een dyslexieonderzoek zitten, komen in de bovenbouw in aanmerking voor RT. 

Leesproblemen en dyslexie
Dyslexie is door de Stichting Dyslexie Nederland als volgt gedefinieerd: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of het spellen op woordniveau. Dyslexie is vooral een probleem in de schriftelijke, technische taalvaardigheid. Er is sprake van onvoldoende automatisering van het technisch lezen en/of het spellen. Daarnaast zijn er vaak problemen met het verstaan van snelle sprekers en het flexibel inzetten van luisterstrategieën, het begrijpen van teksten, het structureren van zelfgeschreven teksten en het overnemen van aantekeningen.

In deze talige maatschappij is het van belang om mee te blijven doen! Leerlingen worden op school nauwkeurig gevolgd. We zijn scherp in het signaleren en we bieden leerlingen waarvoor dat nodig is extra hulp. Als er ondanks de extra interventies geen verbetering merkbaar is, gaan we met elkaar in gesprek over wat er nodig is voor deze leerling. Soms is het raadzaam om een kind te laten onderzoeken. Wanneer een leerling dyslectisch is, werken we vanuit het dyslexieprotocol, waarbij we de behoeften van de leerling in kaart brengen.

In de groepen 7 en 8 geven we dyslexie coaching. Leerlingen met dyslexie komen dan regelmatig bij elkaar onder begeleiding van de intern begeleider en gaan in gesprek met elkaar over hun ervaringen.

Logopedie
Mondelinge communicatie is belangrijk voor de totale ontwikkeling van een leerling. Daarom werkt onze school samen met logopedisten uit de omgeving. Zij zijn deskundigen op het gebied van de mondelinge communicatie. Zij onderzoeken en behandelen hulpvragen op gebied van stem, spraak, taal, gehoor en mondgedrag. Wanneer een leerkracht opmerkt dat uw kind ondersteuning nodig heeft van een logopedist, zal de leerkracht u verwijzen naar een van de logopediepraktijken in Barendrecht. Bij een logopediepraktijk kunt u een (gratis) screening plaats laten vinden, waarna een advies voor eventuele behandeling ontvangt.

Scholen hebben binnen de wet grote vrijheid  bij de inrichting van het onderwijs. Dit betekent, dat scholen een eigen beleid mogen formuleren. Vast staat, dat leerlingen niet langer op grond van hun geboortedatum in de kleuterbouw mogen blijven. Het besluit over een doorstroming van groep 2 naar 3 of juist verlenging van de kleuterbouw, moet worden gemaakt op basis van de individuele ontwikkeling van de leerling. Door hiervan uit te gaan, wordt per leerling afgewogen, waar de leerling het best zal functioneren en waar de ontwikkeling op lange termijn het meeste bij gebaat is. Om een basis te hebben voor een gefundeerde beslissing zijn factoren als motivatie, zelfstandigheid, taakgerichtheid, zelfvertrouwen, concentratie, sociale vaardigheden en motoriek belangrijk en bepalen het welbevinden van de leerling. 

Ook wordt in ieder geval gekeken naar de cognitieve ontwikkeling door onder andere toetsgegevens en observatiegegevens te gebruiken. 

Vanaf het moment dat een leerling op school komt, wordt gekeken hoe we de leerling een zo passend mogelijke ontwikkelingslijn kunnen bieden.

Leerlingen die in oktober, november of december van het lopende kalenderjaar jarig zijn, stromen in principe door van groep 1 naar groep 2 en van groep 2 naar groep 3. Wanneer een leerling wellicht toch meer tijd nodig heeft om cognitief of sociaal emotioneel te ontwikkelen, worden toets- en ontwikkelingsgegevens ingevuld in het beleidsplan najaarskinderen. Naar aanleiding van deze gegevens wordt het besluit genomen dat het best passend is bij de leerling. De ouders/verzorgers en de intern begeleider worden hierin nauw betrokken.

Passend Onderwijs is onderwijs dat goed past bij de kwaliteiten en mogelijkheden van de leerling. Iedere leerling is echter anders en heeft andere kwaliteiten en mogelijkheden. Daardoor hebben sommige leerlingen extra aandacht nodig op de basisschool. Meer individuele begeleiding of een speciale voorziening kan dan uitkomst bieden.

Het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs RiBa kan deze behoefte aan extra ondersteuning samen met de basisschool oppakken. Zo kunnen er extra middelen ter beschikking worden gesteld en deskundigen worden ingeschakeld.

De Ark is aangesloten bij het Samenwerkingsverband RiBa, dat het gebied Ridderkerk, Barendrecht en Albrandswaard bestrijkt. De wijze waarop we gezamenlijk aan de slag gaan, komt vanuit het denken in mogelijkheden voor een leerling. De vraag die centraal staat is: Wat heeft een leerling nodig om tot een optimale ontwikkeling te komen?

Om voor een leerling tot de juiste invulling te komen, hebben we elkaar nodig.

Zie voor meer informatie de website van het Samenwerkingsverband: http://www.swv-riba.nl